Psychiatrieportretten x

Onder de Tussenlaag

Ze was negentien,
de jongste van ons allemaal,
maar droeg haar dagen
alsof ze al een halve eeuw
met zichzelf in onderhandeling was.

Haar woede kwam soms plotseling,
zoals zomeronweer dat zonder waarschuwing
het hele dak laat trillen.
Niet omdat ze gemeen was,
maar omdat sommige lichamen
geen plek hebben
om het woord nee op te slaan
zonder dat het pijn doet.

Maar wie alleen die storm zag,
miskeek zich volledig:
onder die laag zat iemand
die zachter was dan verband,
iemand die bij iedereen checkte
of het ging, ook als zij zelf
op instorten stond.

Wanneer de drang te groot werd,
haalde ze ice packs uit de vriezer,
alsof kou kon onderhandelen
met een hart dat te warm brandde.
Ze hield ze tegen haar huid
met de precisie van iemand
die zichzelf wil bewaren,
zelfs als ze niet zeker weet
of ze dat verdient.

Ze liet mij zien
dat hulp vragen geen zwakte was,
maar iets als een vlammetje dat je doorgeeft
om niet in het donker te verdwijnen.
Soms vroeg ze zelf om steun,
met een stem die trilde,
maar toch overeind bleef
en daarin zat meer moed
dan in alle stilte bij elkaar.

In haar zag ik een spiegel,
maar een die de dingen
net iets anders weerkaatste:
mijn eigen strijd,
maar dan in andere kleuren,
met andere scherpe randen.
Het maakte haar niet minder zwaar,
maar wel herkenbaar,
bijna troostend in haar rauwheid.

En misschien blijft dat me het meest bij:
dat zij, met haar blik vol bliksem
en haar polsen met ice packs,
koos om niet kapot te gaan
maar om door te geven
wat ze zelf zo hard nodig had
zachtheid,
begrip,
en het bewijs
dat je niet alleen bent
in de manier waarop je breekt.

Liselot

 

 

Transformatieformule

Ze zat vaak met haar vingers langs de rand
van een rummikub-steentje te tikken,
alsof ze de wereld kon ordenen
door cijfers in de juiste volgorde te leggen.
En misschien kon ze dat ook
in ieder geval beter dan de meesten van ons.

Chemie was voor haar geen vak,
maar een taal waarin alles logisch werd:
hoe elementen elkaar vinden,
hoe bindingen ontstaan,
hoe iets onzichtbaars toch vorm krijgt.
Ik dacht soms: misschien begrijpt zij
de wereld op atoomniveau
omdat dat veiliger is
dan hoe mensen in elkaar zitten.

Ze was geboren in een lichaam
dat niet klopte bij haar binnenkant,
maar ze droeg dat verleden
zoals anderen een oude jas dragen:
niet meer passend, maar niet per se iets
om zich voor te schamen.
Het maakte haar eerder helderder,
meer precies in wie ze wél was.

Wanneer ze zag dat het minder ging,
vroeg ze zacht: How are you?
en ik hoorde daar altijd meer in dan woorden
een soort zorg die niet opdringerig was,
eerder een lampje dat aanging
in een kamer die ik zelf te donker had gemaakt.

Soms dissocieerde ze

en gleed haar stem ineens over naar Engels,
alsof ze tijdelijk verhuisde
naar een land in haar hoofd
waar de lucht dunner is
maar de stilte minder bijt.
Dat was oké.
Ik zag haar dan zoeken naar de weg terug
met dezelfde precisie
waarmee ze sommen oploste.

Ze was een verzameling paradoxen:
zacht en superscherp,
verlegen en ongelooflijk aanwezig,
breekbaar en toch exact genoeg

om zichzelf steeds opnieuw te definiëren.

En misschien was dat wat mij raakte:
dat zij van alle mensen op de afdeling
het beste liet zien
dat je niet af hoeft te zijn
om toch al precies te kloppen.

Sam

 

 

Avondmuziek

Hij zette ’s avonds altijd muziek op
alsof hij daarmee de muren wilde laten ademen,
alsof een beat genoeg was
om iedereen even uit hun eigen hoofd te tillen.

Wanneer hij speelde met het volume
zag je hoe iets in hem ontspande,
alsof geluid het enige was
dat zijn binnenste niet oordeelde.

We zaten dan in die halfdonkere kamer
waar tijd soms te zwaar werd,
maar hij maakte het lichter
met een paar akkoorden
en een glimlach die zei

dat het leven, ondanks alles,
nog steeds ergens ritme had.

Hij was open op een manier
waar je niet aan gewend raakt:
eerlijk over zijn drinkgevechten,
alsof ze oude vrienden waren
die hij steeds weer moest afwijzen.
En toch had hij die vriendelijkheid
van iemand die zelf veel te vaak gevallen is
maar altijd een hand uitsteekt
voor wie naast hem struikelt.

Er klonk een soort hoop in zijn playlists,
niet de grote, schreeuwerige soort,
maar die kleine zachte
die je alleen hoort als je goed luistert,
zoals het tikken van een radiator
of het natrillen van een snaar.

Misschien zette hij die muziek aan
om ons allemaal te redden van de stilte,
maar ik denk dat hij stiekem
ook zichzelf probeerde te herinneren
aan het deel van hem dat nog kon dansen.

En elke avond lukte dat:
een paar minuten, een paar noten,
een kamer vol mensen
die even samen ademden
op het ritme dat hij bracht.

Michiel

 

 

Lezeres

Ze zat altijd een beetje scheef op haar stoel,
alsof ze niet wist of ze moest blijven
of zo weer zou oplossen in de lucht van de afdeling.
Maar als ik binnenkwam, glimlachte ze
op de manier van iemand die een deur op een kiertje zet
zodat je weet dat je welkom bent.

Mijn dichtbundels hield ze vast
alsof het breekbaar servies was,
pagina’s omslaand met zachte vingers
die deden vermoeden dat ze meer voelde
dan ze ooit hardop zou toegeven.

Soms keek ze op tijdens het lezen
met de blik van iemand die in een zin
een stukje zichzelf had teruggevonden,
een flard waarheid die ze voorzichtig
tussen haar ribben liet zakken.

Ze stelde geen grote vragen,
dat had ze niet nodig
haar aanwezigheid was al genoeg lawaai
in een wereld die te vaak stilvalt.
Ze luisterde alsof woorden water waren
en zij degene die dorst had
maar nooit te veel in één keer dronk.

In die momenten leek ze minder
de vrouw die haar dagen moest doorploegen
zoals anderen modder,
en meer iemand die wist
dat schoonheid ook kan schuilen
in de rafelranden.

Misschien daarom dat ik haar zag
als een soort stille wachter,
iemand die met aandacht leest
wat anderen alleen maar bekijken,
en die in elke zin
net genoeg licht vond
om weer even te blijven zitten.

Kristine

 

 

Tussen vonk en adem

Ze kwam binnen als iemand
die altijd net te vroeg of te laat geboren is,
met een lach die je eerst omver duwde
en daarna voorzichtig overeind hielp.

In haar ogen zat een soort bliksem
die zowel kon verwarmen als verbranden,
alsof iemand het weer in haar had verstopt
en ze soms vergat op welke stand het stond.

Ze vertelde over haar dochtertje
alsof dat kleine lijfje haar anker was,
een gewichtje van liefde
dat haar telkens weer terugtrok
uit de kanten van de wereld
waar niemand veilig ademt.

Soms, fluisterend, sprak ze over gevechten
die alleen ’s nachts gevochten worden,
wanneer gedachten sneller rennen
dan een hart kan bijhouden.
Maar overdag was ze licht
het soort licht dat door kapotte jaloezieën valt
en daardoor nog mooier wordt.

Met haar praten voelde alsof je
met iemand in een rijdende trein stond
zonder te weten waarheen,
maar zeker dat je niet wilde uitstappen.
Ze kon lachen op een manier
die je het gevoel gaf dat alles,
zelfs het kromme, toch nog ergens paste.

Ik zag hoe ze soms trilde aan de randen,
alsof haar ziel een kopje was
dat iemand te snel had neergezet.
Maar in de kern zat warmte,
een stiekeme zachtheid
die nergens thuis was behalve in haarzelf.

En misschien is dat wat me aan haar raakte:
dat ze storm en zomerdag tegelijk was,
iemand die vocht om heel te blijven
en ondertussen mij liet voelen
dat praten ook een vorm van thuiskomen is.

Elin

 

 

Moedertaal

In de woonkamer van de afdeling
hing altijd een geur van uitgekookte uren,
alsof tijd daar eerst werd gewassen
voor hij iemand mocht aanraken.

Zij zat vaak op de rand van een stoel
zoals moeders dat doen bij kinderen die slapen,
maar dan wakker, met haar handen gevouwen
als twee duiven die niet meer willen wegvliegen.

Ze vroeg iedereen hoe het ging,

alsof ze de breuken in onze stemmen kon horen
nog voor we zelf de pijn voelden.
Ik dacht soms dat ze in onze hoofden woonde
met een klein lampje en een deken,
om er de tocht uit te halen.

Wanneer haar eigen stemmen begonnen te waaien,
zag je haar even vertrekken
niet uit de kamer, wel uit het lijf.
Dan werd haar blik een veld vol winter
waar toch nog iets ontkiemde,
iets dat leek op zorg
maar dan van een soort dat je niet hoeft te verdienen.

Ik noemde haar in stilte mijn moedertje,
een ongeboren familieband die zichzelf adopteerde.
En soms fantaseerde ik dat ze me meenam,

niet naar huis, maar naar een wereld
waar stemmen geen muren maken
maar ramen
waardoor licht naar binnen kan.

In haar nabijheid werd zelfs verdriet
iets dat je op schoot kon houden
zonder dat het brak.

En misschien was dat haar kracht:
dat ze kapot was op manieren
waarop anderen heel worden,
en heel op manieren
die ik nog steeds probeer te leren.

Barbara

 

 

If you want to read the whole version you can contact me to buy it:) (€15)

Maak jouw eigen website met JouwWeb